27.11.06

Poëzie

PROTESTSONG

“God, Geld en Gat regeren de wereld,” zei mijn oma,
toen ik tien was, begreep ik niet wat zij bedoelde,
toen ik twaalf werd, sloten mijn ouders mij op
in een bisschoppelijk college,

toen ik veertien werd, verloor ik mijn lief aan mijn beste vriend,
toen ik twintig werd, vond vader mij klaar voor het grote geld,

toen ik achtentwintig werd, brak de meirevolutie uit,
heilige huisjes werden gesloopt, taboes naar af verwezen,
waarden vernauwden, de grens tussen goed en kwaad vervaagde,
“Alles kan nu en met iedereen,” riepen perverse pedofielen,
pederasten, perfide recidivisten, politici op roze balletten,

toen ik vijfendertig werd, gingen mijn ogen open,
mijn haar kwam recht, mijn mond wagenwijd,
ik zag hoe mensen vochten de Bijbel in de hand,
de Koran in de lucht, Gods kinderen tegen elkaar,

ik zag hoe de kapitalisten zich groepeerden
in horden en orden, in serviceclubs en multinationals,
hoe zij met hun werkvolk omgingen als grof wild
en hun het paradijs op aarde beloofden,
tot zij hen uit het paradijs verdreven
op weg naar het stempellokaal,

toen ik elk jaar één jaar ouder werd en mijn conditie achteruitging,
won ik aan maturiteit en zei aan mijn kleinkinderen:
“God, Geld en Gat regeren de wereld.”
Zij keken mij aan en elkaar en glimlachten.


Thierry Deleu
(http://www.gopherpublishers.com/boek-auteur.asp?AuthorId=10303&P01=1&A01=NL&G01=1 )

Geen opmerkingen: