4.12.06

Opiniestuk: Volkswagen, kroniek van een aangekondigde dood

Volkswagen: kroniek van een aangekondigde dood

4000 ontslagen in Volkswagen en 8000 in de toeleveringsbedrijven. Elke keer weer ziet België zich geconfronteerd met massale afdankingen, fabriekssluitingen etc. Wat is er aan de hand? Kan een regering daar iets aan doen? Welke politiek voert de regering nu en wat is het resultaat daarvan? Is er een alternatief op Belgisch vlak? Of moeten we de zaken Europees of zelfs mondiaal aanpakken en kan dat dan wel? Hebben we er de instellingen voor? Of moeten we een coherente nationale, Europese en mondiale politiek voeren (ook als klein land). Een poging tot een alternatief aan de hand van het VW-débacle.

Dat de grote bedrijven kunnen rekenen op een voorkeursbehandeling vanwege de overheid en de werknemers hoeft geen betoog. De werknemers van VW stemden in met zaterdagwerk en een grotere flexibiliteit op maat van de werknemers. De overheid kwam over de brug met onvoorwaardelijke lastenverlagingen en overheidssubsidies. De overheid (en dus de Belgische belastingbetaler) heeft € 35 miljoen geïnvesteerd in automotive park om VW in Vorst te verankeren.

De MIVB en NMBS (ook al in handen van de belastingbetaler) stelden terreinen ter beschikking. Dit jaar alleen al kreeg VW al € 40 miljoen van de overheden en de NMBS investeerde nog eens € 70 miljoen op de site. De Belgische bevolking in het algemeen en de VW-werknemers in het bijzonder hebben zich dus heel erg gastvrij opgesteld voor VW. Maar deze apprecieert deze gastvrijheid niet. De citroen werd uitgeperst en zonder pardon weggegooid.

Was er enige economische noodzaak voor VW om deze gastvrijheid zo zwaar te misbruiken? Het antwoord is nee. In 2005 verdubbelde VW zijn winst tot € 1,12 miljard. Maar in het wilde kapitalisme is dit natuurlijk niet genoeg. Tegen 2008 wil VW zijn winst verhogen tot € 5,1 miljard of 205 miljard oude Belgische franken. De totale beurswaarde van het bedrijf bedraagt € 28,8 miljard.

Om de winst op een steeds hoger niveau te brengen voert VW een beproefde tactiek: die van chantage en angst. VW kondigde reeds aan dat de fabriek misschien niet helemaal gesloten hoefde te worden maar dat er misschien mogelijks in 2009 een kleiner model zou kunnen worden gebouwd. De overheid zou dan wel een oplossing moeten vinden om de tijd tussen nu en 2009 te overbruggen (lees de belastingbetaler kan opdraaien voor de kosten) en het personeel zou (vanzelfsprekend) heel erg veel moeten inleveren. Toen het bedrijf besloot de poorten te sluiten was Vande Lanotte de eerste om te roepen dat de Sinterklaaspolitiek van de regering naar het bedrijfsleven niet mocht worden stopgezet en zelfs moest worden geïntensifieerd.

Toen VW opperde dat er in 2009 misschien een kleiner model kon worden geproduceerd op de site in Vorst reageerde de regering opgelucht. De VW –politiek is echter doorzichtig. Iedereen (met uitzondering van de regering) weet dat een moderne assemblagefabriek minstens 3 modellen moet produceren om leefbaar te zijn. 1 model betekent de langzame wurgdood voor de fabriek. Maar VW wil nog meer geld van de regering en wil de arbeiders nog meer doen inleveren om hun winstprognoses waar te maken. Wat ze nu voorstelt wist ze natuurlijk al maanden vooraleer ze de VW-sluiting aankondigde. Het is immers een welberekende strategie van chantage en angstcreatie. Kan de regering aan zoveel arrogantie iets doen of is ze in een geglobaliseerde vrije markteconomie (waar ze trouwens zelf heel erg hard heeft aan meegewerkt) overgeleverd aan de goodwill van de multinationals en zo ja heeft een democratie dan nog wel zin als ze toch niks te zeggen heeft? Wij geloven van wel. Wat kan een klein land dan wel doen? België kan op 3 niveaus handelen doen om het tij te keren:

1. Nationaal.

De Sinterklaaspolitiek heeft bewezen contraproductief te zijn. De regering gooit met miljarden euro’s sociaal zekerheids – en belastinggeld richting patroons zonder daar enige tegenprestatie voor te vragen. De vermindering van de sociale bijdragen voor de patroons bedraagt momenteel € 5,4 miljard/jaar of 216 miljard Belgische frank of 50.760 Fr. per Belgisch gezin per jaar. Nadeel is dat elke (sociale zekerheids)frank die je aan de patroons geeft, niet kan geven aan degenen waarvoor de sociale zekerheid is bedoeld nl. aan de mensen bij wie zich een bepaald risico heeft voorgedaan (ziekte, invaliditeit, pensioen, werkloosheid en sinds kort ook de nood aan een poetsvrouw want via de dienstencheques wordt dit nu ook al betaald door de Sociale Zekerheid). Rechtstreeks gevolg is dat (volgens het planbureau) 27% van de werklozen in bittere armoede leeft en zelfs 40% van de werkloze mannen arm is. Niet moeilijk want sinds 1980 daalde de gemiddelde uitkering van 45,7% naar 27% van het gemiddelde loon.

Of om het nog duidelijker te stellen. De werkloosheidsverzekering stelt voor de 600.000 werkzoekenden in dit land € 8,2 miljard ter beschikking. De € 5,4 miljard die de regering onvoorwaardelijk weggeeft bedraagt dus bijna 66% van het budget voor de werklozen. De ene zijn brood is dus duidelijk de andere zijn dood.

Hoe onvoorwaardelijker de regering met geld gooit naar het patronaat, des te meer voorwaarden stelt men, aan de bevolking om van een uitkering te kunnen genieten. Door de techniek van de zogenaamde sluitende aanpak worden jaarlijks duizenden werklozen geschorst omdat er geen werk is. De sluitende aanpak is er dus op gericht om zoveel mogelijk mensen uit te sluiten. Heeft de sinterklaaspolitiek t.a.v. de patrroons met sociaal zekerheidsgeld zoden aan de dijk gebracht? Nee, Renault en VW (naast vele andere) zijn daar de trieste bewijzen van. De regering denkt altijd dat werkgevers door die cadeaus bereid zullen zijn werk te scheppen.

De realiteit bewijst het tegendeel. Voor de patroons zijn die verminderingen een wapen in de concurrentieoorlog en zeker geen middel om werk te scheppen. Want daar doen ze geen voordeel mee. Ze willen de loonkost 10 % naar beneden. Voor de patroons was de loonkost tien jaar geleden ook al 10 procent te hoog en dat zal hij blijven zolang het kapitalisme bestaat. Ondertussen hebben ze 20 procent vermindering van patronale bijdragen gekregen, maar is de bijdrage nog altijd 10 procent te hoog. Want het is een koers op leven en dood om de loonkost per eenheid product naar beneden te krijgen. Die kan door lagere lonen, door sneller en flexibeler te doen werken, door dezelfde productie te doen met minder volk. Kortom door een aanval op alle fronten. Het is een illusie te geloven dat men de patroons met cadeaus tot "rede" kan brengen. De regering schijnt (reeds 20 jaar) vergeten te zijn dat de tijd van het industriële kapitalisme (waarbij de winsten hoofdzakelijk gereïnvesteerd werden in economische activiteiten) voorbij is en we in een financieel kapitalisme leven. In het financiële kapitalisme (vanaf de jaren 80) worden de winsten veelal geïnvesteerd in financiële markten. De winsten zorgen dus niet meer voor werkgelegenheid: ze dienen enkel voor speculatieve doeleinden om de rijkdommen van hun eigenaars te vergroten.

Naast subsidies met sociaal zekerheidsgeld strooit de regering ook kwistig belastinggeld rond. Hierboven schetsten we reeds de cadeaus die VW terzake heeft gekregen maar ook voor Renault legde de overheid gratis en voor niets een viaduct aan.

Niemand is tegen het voeren van een industriepolitiek. Een gezonde industriële basis is goed voor een economie (alhoewel niet noodzakelijk zoals de Hongkongse economie die enkel uit diensten bestaat reeds bewezen heeft). De gevoerde politiek moet echter voorwaardelijk zijn. Dit betekent dat, indien de multinational zijn belofte breekt (en dat doen ze altijd), ze een deel van het door de overheid geïnvesteerde kapitaal (via RSZ of belastingen) moet terug betalen. Concreet: als de overheid t.b.v een bedrijf een viaduct bouwt en dit bedrijf vertrekt of sluit, dan moet het bedrijf de restwaarde van dit viaduct aan de overheid terug betalen. Dit is makkelijk contractueel te bepalen. Als het bedrijf zijn beloftes nakomt, is er niks aan de hand en moeten ze ook niet betalen. Eerlijk is eerlijk.

We pleiten hier dus voor een nationale voorwaardelijke industriepolitiek.

Natuurlijk zullen bedrijven altijd sluiten, relocaliseren, herstructureren. Dit is nu eenmaal eigen aan het kapitalistische beest en zolang het kapitalisme bestaat zal dit ook zo blijven. Een regering kan zijn bevolking daar wel tegen wapenen. Hoe dan? Wel, het aandeel van arbeid in onze nationale rijkdom neemt jaar na jaar af ten voordele het aandeel van kapitaal. Nochtans draagt dit kapitaal niet bij tot de werkgelegenheid maar wordt veelal voor speculatieve doeleinde gebruikt. Het kapitaal wordt (in verhouding tot de productiefactor ‘arbeid’) zwaar onderbelast.

Een regering kan hier meer evenwicht in brengen en met de vrijgekomen middelen zijn bevolking beschermen tegen de grote risico’s die het kapitalisme met zich meebrengt. Zo kan de regering middelen creëren en tegelijkertijd een eerlijker evenwicht tussen de belastingen op arbeid en kapitaal verwezenlijken door:

  • De vennootschapsbelasting te diversifiëren. Arbeidsintensieve bedrijven krijgen voordelen. Bedrijven met grote winsten (zoals VW) en die volk afdanken betalen een grotere belasting
  • Financieel gezonde bedrijven (zoals VW) dienen bij herstructureringen zelf te zorgen voor een nieuwe job tegen vergelijkbare voorwaarden voor het ontslagen personeel. Zoniet moeten ze opdraaien voor de werkloosheidsuitkeringen voor betrokkenen gedurende bvb. 3 jaar (een dergelijk systeem bestaat reeds in Nederland)
  • Een vermogensbelasting (bestaat reeds in andere EU-landen zoals Nederland en Frankrijk
  • Een belasting van 25% op meerwaarden van aandelen. In België bedraagt deze 0%. In de VS en het VK bedraagt deze 25%.

Aan middelen is er dus geen gebrek, men moet enkel de politieke moed hebben om ze vrij te maken. Het gaat hier dus om een luxeprobleem dat de regering maar niet wens op te lossen ondanks het feit dat andere EU-regeringen dit wel doen.

De middelen moeten dan efficiënt worden ingezet. Hieronder geven we een aantal denkpistes:

  • Er komt een werkverzekering: deze houdt in dat mensen die worden ontslagen, worden begeleid naar gelijkwaardige tewerkstelling. Elke ontslagen werknemer krijgt een krediet waarmee hij bij een instelling naar zijn keuze hulp kan inkopen. Daarnaast is er een gediversifieerde degressieve bonus die de werkloze moet stimuleren om zelf vlug werk te vinden. Zo zal een hooggeschoolde een lagere bonus krijgen dan een ongeschoolde. Indien de werkloze binnen de 3 maand werk vindt mag hij de bonus behouden, daarna vermindert het bedrag in de tijd. De begeleidingsinstellingen krijgen een bedrag per prestatie met een bonus bij doorstroming (in plaats van te werken met openbare aanbestedingen zoals bij de tendering). Een begeleidingsinstelling kan geen werklozen weigeren tenzij z’n erkende contingent volzet is. Het beleid is dus gericht op de belangen van de werklozen i.p.v. de belangen van de instituten zoals VDAB, interimkantoren, tenderingbedrijven etc.
  • Bij ontslag van 10% of meer van het personeel van een onderneming van meer dan 20 werknemers moeten de sociale partners een beroep doen op een regeringsbemiddelaar. Deze becijfert alle voorstellen van de sociale partners om ontslagen te vermijden. Slechts wanneer de sociale partners daarna overeenkomen dat ontslagen niet kunnen worden vermeden, kan begonnen worden met het onderhandelen van sociale begeleidingsplannen. Indien de werkgever haalbare plannen om ontslagen te vermijden niet wenst te implementeren, dan betaalt hij gedurende de eerste 3 jaar de werkloosheidsuitkering van de ontslagenen. De ontslagenen genieten van de werkverzekering. Daar de overheid hier een specifieke opdracht heeft, worden de regeringsbemiddelaars betaald uit de staatskas.
  • Er komt een denktank die een concreet voorstel uitwerkt om arbeidsduurvermindering te realiseren met compenserende aanwervingen. In deze denktank zitten werkgevers, werknemers, de overheid e.a.deskundigen. Deze arbeidsduurvermindering dient niet lineair te zijn. We denken aan tijdkrediet, brugpensioen etc. met verplichte compenserende aanwervingen. Deze systemen kunnen worden ondersteund door RSZ-middelen daar het terugverdieneffect gegarandeerd is. De voorstellen van de denktank moeten besproken worden door de regering. Er moet een incentive o.v.v. RSZ-korting voor de werkgevers worden voorzien. Het terugverdieneffect is immers gegarandeerd.
  • Er komt een federaal tewerkstellingsfonds. Dit fonds stelt middelen ter beschikking van projecten van algemeen maatschappelijk nut die sommige, door de minister bepaalde, doelgroepen tewerkstellen. Dit is een niche waarin alle mensen die niet meer 100% rendabel zijn volgens de huidige productienormen, de kans moeten krijgen om een tewerkstelling op maat aan te gaan. Dit segment moet creatief en flexibel omspringen met de noden mogelijkheden van de werknemers. We denken hier vooral aan projecten m.b.t. de ontwikkeling van buurtdiensten, sociale economieprojecten etc. De tewerkstelling kan gerealiseerd worden door VZW’s of Lokale Besturen of door een samenwerkingsverband tussen de 2. Gemeenten gekenmerkt door langdurige werkloosheid hebben automatische trekkingsrechten op het fonds.

Dit zijn maar enkele voorstellen om de burgers te beschermen tegen de risico’s van het internationaal kapitalisme. De vraag dringt zich op waarom onze regering deze dan niet neemt. Wel, de regering is overgeschakeld van een politiek van volledige tewerkstelling naar een politiek van volledige werkloosheid. De productiviteit is groter dan ooit (VW Vorst was de nr. 2 van het VW-concern voor wat betreft de productiviteit en kwaliteit). Het noodzakelijke werkvolume is dus veel kleiner dan het volume dat aangeboden wordt door de vraag naar werk (600.000 werklozen). Je zou dan kunnen denken dat de regering de voorwaarden zou scheppen omdat mensen zich zouden kunnen terugtrekken (geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of niet) door de arbeidsduur te verkorten (i.p.v. te verlengen via het generatiepact), door uitbreiding van het tijdkrediet (i.p.v. inkrimping met 80%), door het toekennen van soepeler brugpensioen (i.p.v. de dé facto afschaffing ervan), door het verlagen van de pensioengerechtigde leeftijd etc.

We merken integendeel dat de sluitende aanpak zoals hierboven beschreven iedereen verplicht (op straffe van bittere armoede) om koste wat het kost

een job te zoeken. Dit gaat ten koste van de kwaliteit van de jobs (cfr. dienstenchequejobs). Het opschuiven van de leeftijd voor brugpensioen en de jacht op werklozen duwt duizenden mensen uit de sfeer van inactiviteit, echter niet richting tewerkstelling maar richting werkloosheid, aangezien de huidige politiek een massale jobcreatie verhindert door het ontmoedigen van het verminderen van de arbeidstijd, een fiscaliteit die veel zwaarder is voor lonen dan voor kapitaal, een monetaire politiek ten gunste van renteniers en tegen de groei, het afslanken van overheidsdiensten, het schrappen van de verplichting om loopbaanonderbrekers en bruggepensioneerden te vervangen etc.

Bovenstaande toont aan dat de regering inderdaad de politiek van volledige tewerkstelling heeft verlaten en opteert voor een beleid van hoge werkloosheid (ook Europees!!). Deze beleidskeuze kan onmogelijk openlijk toegegeven worden. Daarom is de slogan van de regering werk, werk, werk… Voor wie echter het economisch nieuws een beetje volgt is de beslissing om de werkloosheid op een hoog niveau te houden overduidelijk: het is de voorwaarde om de vakbondsmacht te breken en de lonen te verminderen. De regering is daar trouwens goed in geslaagd. Ondanks al onze CAO’s etc. is de koopkracht van de Belg er de laatste 10 jaar op achteruit gegaan. Dit blijkt uit het onderzoek ’10 jaar koopkracht 1996-2005’ van het Onderzoeks- en informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties. De armen verloren in die periode 3,26% aan koopkracht, de ambtenaren 2,28% en de loontrekkenden 2,08%. De kapitaalbezitters zagen hun koopkracht verhogen. De regeringspolitiek is dus geslaagd.

Willen we een andere politiek, een politiek in het algemeen belang i.p.v. het particuliere aandeelhoudersbelang, dan zullen nieuwe partijen met frisse ideeën moeten opstaan. Momenteel zijn alle partijen in België (ook de socialisten en Vlaams Belang) in hetzelfde bedje ziek. Hun sociaal-economische politiek bestaat erin de belangen van het grootkapitaal veilig te stellen in de hoop dat dit dan de goedheid zal hebben een paar jobs te creëren ons land. Het illusoire van zo’n politiek wordt door het VW-drama nog maar eens aangetoond. De mensen beginnen ook te beseffen dat de spiraal naar beneden (steeds grotere werkloosheid en steeds lagere koopkracht voor de werkenden tegenover steeds meer winsten voor de aandeelhouders) geen enkele oplossing biedt. Vandaar ook de spectaculaire verkiezingsoverwinning van de SP in Nederland. Ook in andere landen zijn de partijen links van de sociaal-democraten in opmars. In België wordt links niet meer vertegenwoordigd. De SP.a/PS zijn zover opgeschoven naar rechts (fiscale amnestie, sluitende aanpak, cadeaus voor het kapitaal) dat je ze bezwaarlijk nog links en nog minder socialistisch kan noemen. Er ligt dus een groot politiek terrein braak voor een andere politiek.

2. Europees.

Indien de EU zijn geloofwaardigheid tot een minimum wil herstellen bij de bevolking (cfr. Het massaal afwijzen van de EU-grondwet), dan zal ook daar uit een ander vaatje moeten worden getapt. Laat ons even nagaan of de EU daartoe de hefbomen heeft of dat het overgeleverd is aan de willekeur van het internationaal kapitaal.

Er zijn heel wat internationale organisaties waarin de EU iets in de pap te brokken heeft zoals het Internationaal Monetair Fonds(IMF), de Wereldbank, de Wereldhandelsorganisatie (WHO), de internationale arbeidsorganisatie (IAO) etc. Kenmerkend voor deze organisaties is dat hoe minder democratisch en ondoorzichtiger de besluitvorming is, hoe meer macht en hoe bindender de beslissingen van deze organisaties zijn. De verslagen van de wereldhandelsorganisatie zijn bvb. geheim maar wel bindend en afdwingbaar over gans de wereld. De beslissingen van de IAO, zijn democratisch en openbaar maar helemaal niet afdwingbaar. De EU kan ijveren om:

1. de beslissingen van alle internationale organisaties op elkaar af te stemmen. Nu staan deze dikwijls lijnrecht tegenover elkaar. Zo is de WHO tegen minimumlonen terwijl de IAO er voor is.

2. de IAO-beslissingen als productievoorwaarde te stellen voor import in de EU. Op die manier kunnen goederen die in mensonwaardige omstandigheden zijn geproduceerd en niet voldoen aan de IAO-normen onze markten niet meer overspoelen zodat de oneerlijke concurrentie uit die hoek vermindert of, bij voldoende controle, zelfs op houdt te bestaan. Ook binnen de EU moeten de landen produceren volgens de IAO-normen.

3. de EU-leden moeten worden verplicht hun standpunten die ze innemen in de internationale organisaties openbaar te maken en actief te communiceren naar de bevolking. De standpunten die de lidstaten innemen dienen onderhevig te zijn aan een parlementair debat. De EU kan deze standpunten publiceren op zijn website. Nu nemen, ten gevolge van de geheimhouding, lidstaten (waaronder België) dikwijls standpunten in die ze nationaal zeker niet innemen. Zo is de regering in België voor een minimumloon maar is ze in de WHO daartegen. Dat kan toch niet!!!

3. Internationaal

Door de globalisering en het openstellen van de Indiase en Chinese economieën voor het wereldwijde kapitalisme is het aantal arbeidskrachten wereldwijd ongeveer verdubbeld. De hoeveelheid investeringskapitaal is ongeveer gelijk gebleven. Kapitaal is dus heel wat schaarser geworden dan arbeid. Het is dus zaak het evenwicht te herstellen en zelfs ten voordele van de ‘productiefactor’ arbeid te doen kantelen. Dit om de levensstandaard in de ontwikkelde economieën op zijn minst te handhaven en het lot van de mensen in de derdewereldlanden te verbeteren.

Dit kan door derdewereldlanden ertoe aan te zetten volgens de IAO-normen te produceren (zie hoger). Op die manier kan kinderdarbeid gradueel verminderen. Daar de productie voor de EU volgens de IAO-normen moet gebeuren zullen de betrokken ouders hun kinderen kunnen laten studeren daar ze het inkomen uit kinderarbeid niet meer nodig zullen hebben om in hun basisonderhoud te kunnen voorzien. Als die kinderen dan op hun beurt ingeschakeld worden in het productieproces zullen ze door hun hogere scholingsgraad ook producten met een grotere toegevoegde waarde kunnen produceren en exporteren. Dit is op zijn beurt goed voor de handelsbalans van het (ontwikkelings)land. Vergeet immers niet dat het steeds verder verarmen van veel ontwikkelingslanden te wijten is aan hun export van producten met een lage toegevoegde waarde (bvb. cacao uit Afrika) tegenover een import van goederen met een hoge toegevoegde waarde (bvb. medisch materiaal). Ze betalen dus meer voor hun import dan ze krijgen voor hun export met als gevolg dat de lonen nog moeten dalen en er nog meer kinderarbeid moet komen om nog meer producten met een lage toegevoegde waarde te exporteren om zo de handelsbalans in evenwicht te brengen. Op een manier zitten de ontwikkelingslanden evengoed als de industrielanden in een negatieve spiraal veroorzaakt door het internationaal kapitalisme.

Deze negatieve spiralen kunnen en moeten omgebogen worden naar positieve spiralen. De instrumenten zijn er, de politieke wil (voorlopig?) niet.

Geen opmerkingen: